In Sleeswijk-Holstein werden de overblijfselen gevonden van een crematiegraf van ongeveer 10500 jaar oud. Dit maakt het de oudste graftombe die ooit in Noord-Duitsland is ontdekt.
De vondst werd ongeveer twee weken geleden gedaan in de Duvensee. Volgens de verklaring van archeologen is het graf in kwestie het eerste graf uit het Mesolithische tijdperk dat is opgegraven in Sleeswijk-Holstein. In voorgaande jaren werd ook een vroeg-mesolithische tombe ontdekt in Hammelev (Denemarken), ongeveer 220 kilometer ten noorden van Duvensee.
Opgravingsdirecteur Harald Lübke zei dat de graven bij Duvensee en Hammelev uit dezelfde periode dateren.
Het feit dat beide graven crematiegraven zijn, bevat belangrijke aanwijzingen over de doodspraktijken van mensen na de laatste ijstijd in Noord-Europa. Volgens de onderzoekers was crematie in het vroege mesolithicum gebruikelijk onder vissers en jager-verzamelaarsgroepen in Noord-Europa.
Doodsoorzaak Onbekend
Er wordt gesteld dat het te vroeg is voor gedetailleerde uitleg over de biologische kenmerken van de doden. De doodsoorzaak is momenteel niet bekend.
Harald Lübke stelt dat het bij crematie moeilijk is om de doodsoorzaak vast te stellen. Maar hij zei dat hij hoopt DNA-monsters te krijgen van enkele van de botten die intact blijven.
De analyse wordt onder gecontroleerde omstandigheden voortgezet, waarbij de begraafplaats wordt verplaatst naar het archeologisch museum in Sleeswijk.
Noord-Duitsland in het Vroege Mesolithicum
In en rond Noord-Duitsland waren dennen- en berkenbomen gebruikelijk in het vroege Mesolithicum. Deze koudebestendige planten verspreiden zich naar het noordoosten met de opwarming van het klimaat.
De opwarming van het klimaat had ook gevolgen voor de fauna en de sociologische structuur van de regio. De noordwaartse migratie van rendieren zorgde ervoor dat groepen die op hen jaagden zich ook naar het noorden verspreidden.
De rendierjagers werden al snel vervangen door bosjagers-verzamelaars uit het zuiden. Het opwarmende klimaat zorgde ervoor dat hazelnootbomen en vruchtbaar riet wijdverspreid waren in de regio. De groep uit het zuiden leefde van het jagen op bosdieren, het vissen in meren en het oogsten van hazelnoten.